Old boys in 2011

Achttien. Achttien jaar waren we. Een enkeling negentien of twintig wegens een doublure of omdat hij een late leerling was. Snotneuzen eigenlijk. Snotneuzen in pak mét stropdas. Bijna expressieloos staan we op de foto. Hier en daar een beschaafde glimlach. Maar de meesten kijken ernstig. Het eindexamen gehaald en nu de grote wereld in. Het is één-en-veertig jaar gelden en vandaag komen we voor het eerst als klas weer bij elkaar. Er is al het nodige e-mail verkeer aan voorafgegaan. Korte of langere levensschetsen zijn uitgewisseld. Boeiende geschiedenissen. Niet iedereen is er zonder kleerscheuren doorheen gekomen. De veertig jaren hebben sporen nagelaten. Zichtbare en onzichtbare. Van ex-en, ziektes, niet vervulde beloftes, onverwerkte pijn. Ook de dood is langsgekomen. Twee mannen zijn te vroeg gestorven. Maar de hoofdtoon is toch die van tevredenheid, plezier in het werk, vreugde over de kroost die alsmaar uitdijt enz. De dag van het weerzien nadert. De spanning stijgt. En de nieuwsgierigheid. Op de afgesproken plek komt de een na de ander aan. Er is onmiddellijke herkenning, maar ook aarzeling: “Ben jij …of vergis ik me…laat me even denken..” Het brein werkt koortsachtig. Zoekt in de verste uithoeken van het geheugen naar herkenning. Die stem, die woordkeus, de houding…. “Ja verdomd nou zie ik het!” Alsof je in een tijdmachine zit.  Alsof je de man vóór je weer herschept. Mét een haardos, gladde huid, strakke buik tover je hem voor even weer om in de jongeling die hij was. We gaan op weg naar het internaat waar we zes jaar hebben gewoond. We worden rondgeleid door de nieuwe  eigenaren: medewerkers van de politie-academie maken ons wegwijs. “Ons huis”wordt grondig verbouwd, maar we kennen nog feilloos elke gang, elke verdieping , de no-go areas…Al kuierend en koutend belanden we in de kapel. Achterin op het koor. De gebrandschilderde ramen zijn nog grotendeels intact. De bouwhelmen, die we moeten dragen,  gaan af. Iemand begint te zingen en spontaan vallen we in: “Rorate coeli desuper en nubes pluant justum”. En de wolken zullen gerechtigheid regenen. Was dat maar waar. En toch was het prachtig. Zo’n kippevel-moment. En we waren trots dat we daar stonden te zingen. En we waren trots dat we er waren meer dan 40 jaar geleden!

Gerard Wieffer

                                                                   Terug naar index verhalen